Waarmee kunnen we u helpen?

-

Werkgeversaansprakelijkheid voor arbeidsongevallen & gevaarlijke stoffen in de agrarische sector

Overal waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt die kunnen leiden tot (arbeids)ongevallen. Dit geldt zeker in de agrarische sector, zo volgt uit de programmarapportage (1) van de Nederlandse Arbeidsinspectie. Het aantal arbeidsongevallen in de agrarische en groene sector is ruim drie keer (!) zo hoog als het landelijk gemiddelde. Ook beroepsziekten door werken met gewasbeschermingsmiddelen (maar ook dierlijke stoffen) komen regelmatig voor in deze sector. Daarnaast is in de agrarische sector sprake van een sterk fluctuerende vraag naar arbeid, wat leidt tot extra risico’s in het kader van arbeidsongevallen. Denk aan onervarenheid van (ingeleend) personeel.

Deze sectorspecifieke risico’s zijn door de Nederlandse Arbeidsinspectie erkend en om die reden is er een programma in het leven geroepen om deze risico’s te verkleinen door middel van meer toezicht en bewustwording. De Nederlandse Arbeidsinspectie treft dus specifiek voor de agrarische en groene sector preventieve maatregelen, maar werkgevers in deze sector hebben juist zelf ook een verantwoordelijkheid voor een veilige werkomgeving voor de werkenden (2) .

In deze bijdrage wordt een aantal specifieke risico’s op arbeidsongevallen en de aansprakelijkheid van de werkgever in de agrarische sector besproken. Eerst wordt het algemeen juridisch kader geschetst van werkgeversaansprakelijkheid, waarna enkele veelvoorkomende c.q. specifieke risico’s voor de agrarische sector worden uitgewerkt. Het artikel wordt afgesloten met een aantal aanbevelingen voor agrarische werkgevers om de risico’s van werkgeversaansprakelijkheid voor ongevallen en gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk te beperken.

1. Werkgeversaansprakelijkheid

De aansprakelijkheid van de werkgever is neergelegd in artikel 7:658 lid 1 BW. De werkgever heeft een zorgplicht om te voorkomen dat een werknemer in uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De werkgever moet de “lokalen, werktuigen en gereedschappen” waarin of waarmee de werknemer werkt, goed onderhouden en inrichten, en moet de nodige maatregelen treffen en aanwijzingen verstrekken om schade in uitoefening van de werkzaamheden te voorkomen.

1.1 Aansprakelijkheid

Als een werknemer schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, dan is de werkgever in principe aansprakelijk voor de door de werknemer geleden schade. Dit is alleen anders als de werkgever kan aantonen dat hij zijn zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer, of dat de schade ook zou zijn ontstaan als de werkgever niet was tekortgeschoten in de op hem rustende zorgplicht. Daarnaast speelt goed werkgeverschap een rol bij de invulling van de zorgplicht en kan de werkgever verplicht zijn een behoorlijke verzekering af te sluiten voor bepaalde risico’s. Let wel: aansprakelijkheid van de werkgever is niet alleen beperkt tot schade die de werknemer op de werkplek en tijdens werktijd oploopt. De werkgever kan ook aansprakelijk zijn voor schade die de werknemer oploopt tijdens activiteiten die in nauw verband staan met de werkzaamheden en waarover de werkgever zeggenschap had (denk aan bedrijfsuitjes).

Artikel 7:658 BW bepaalt overigens dat niet alleen werknemers van de werkgever de werkgever op de op hem rustende zorgplicht kunnen aanspreken, ook uitzendkrachten kunnen zich hierop beroepen Daarnaast heeft de Hoge Raad (3) geoordeeld dat onder omstandigheden ook zzp’ers onder de zorgplicht van de werkgever vallen. Bij het antwoord op de vraag of de zzp’er zich met succes hierop kan beroepen, is o.a. van belang dat de zzp’er min of meer hetzelfde functioneert als een gewone werknemer. Agrarische werkgevers dienen zich tevens bewust te zijn van het risico, dat als zij betaalde arbeid laten verrichten zonder sociale premies af te dragen, ‘zwart werken’, de betreffende werknemers ook onder de zorgplicht van de agrarische werkgever vallen. (4) Helder is dat werkgeversaansprakelijkheid ruimer is dan alleen werknemers die op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn. In de agrarische sector wordt veel met uitzendkrachten en zpp’ers gewerkt. De ruime reikwijdte van artikel 7:658 BW, brengt (ook) voor werkgevers in de agrarische sector dus aanvullende risico’s met zich mee.

1.2 Zorgplicht

Het belangrijkste element van werkgeversaansprakelijkheid is de zorgplicht van de werkgever. De zorgplicht van artikel 7:658 BW beoogt geen absolute waarborg tegen aan het werk verbonden risico’s te verbinden, de zorgplicht is een schuldaansprakelijkheid en geen risicoaansprakelijkheid.

De omvang van de zorgplicht strekt zich volgens de rechtspraak in ieder geval uit tot hetgeen op grond van de regelgeving op het terrein van de arbeidsomstandigheden van de werkgever gevergd wordt. (5) De arbeidsomstandighedenwetgeving geldt als de minimumnorm voor de invulling van de zorgplicht.

De zorgplicht kan zodoende worden onderverdeeld in een publiekrechtelijke (arbeidsomstandighedenwetgeving) en een civielrechtelijke zorgplicht. De invulling van de publiekrechtelijke zorgplicht volgt uit de Arbeidsomstandighedenwet en aanverwante regelingen. Een van de instrumenten om invulling te geven aan de arbeidsomstandighedenwetgeving is de Arbocatalogus. Daarin beschrijven werkgevers- en werknemersorganisaties de gezamenlijke afspraken over de wijze waarop zij
voldoen aan de doelvoorschriften van de overheid voor gezond en veilig werken. In de Arbocatalogus voor de agrarische en groene sector (6) staan bijvoorbeeld richtlijnen en handvatten voor agrarische werkgevers hoe zij invulling aan deze publiekrechtelijke zorgplicht kunnen geven.

Let wel: het naleven van de arbeidsomstandighedenwetgeving, betekent niet dat er geen sprake kan zijn van schending van de civielrechtelijke zorgplicht. Omgekeerd geldt dat het niet naleven van de arbeidsomstandighedenregelingen niet altijd een schending van de zorgplicht met zich mee zal brengen. Van de werkgever wordt in beginsel meer verlangd dan het naleven van de arbeidsomstandighedenregelingen. Artikel 7:658 BW bevat een opdracht aan de werkgever om zelfstandig een actief preventiebeleid te voeren. De werkgever moet datgene doen dat redelijkerwijs nodig is om het aantal arbeidsongevallen én beroepsziekten te minimaliseren.

De civielrechtelijke zorgplicht vloeit voort uit artikel 7:658 BW en de jurisprudentie. Zo heeft de Hoge Raad in het befaamde Kelderluik-arrest (7) bepaald dat er onder bepaalde omstandigheden sprake kan zijn van een strengere zorgplicht. Bij deze strengere zorgplicht zijn van belang de aard van de werkzaamheden, de mate van bezwaarlijkheid van het treffen van maatregelen en de van de werknemer – mede gelet op zijn werkervaring – te verwachten oplettendheid.

Het gaat erom dat de werkgever een optimaal veiligheidsniveau hanteert. Dit moet worden bepaald aan de hand van de kans op gevaar, de ernst van de eventuele gevolgen en de lasten die aan het treffen van veiligheidsmaatregelen verbonden zijn. Dat wil echter niet zeggen dat indien de werkgever de in zijn branche gebruikelijke maatregelen heeft genomen, hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad (8) blijkt dat de werkgever het hoogste veiligheidsniveau dient te hanteren, ondanks dat dit niet het gebruikelijke veiligheidsniveau is in zijn branche. Evenwel staat het hanteren van een strenger veiligheidsniveau er niet aan in de weg dat de door de werkgever getroffen maatregelen onvoldoende kunnen zijn.

Bij de invulling van de zorgplicht wordt onder andere rekening gehouden met het ervaringsfeit dat de dagelijkse omgang met machines en apparatuur bij een gebruiker onoplettendheid veroorzaakt. De werkgever moet zodanige (technische) maatregelen nemen dat gevaren door onoplettendheid zo veel mogelijk worden voorkomen. Uit dit ervaringsfeit vloeit mede voort dat de werkgever niet kan volstaan met een eenmalige waarschuwing voor de gevaren. De werkgever zal moeten blijven waarschuwen voor de gevaren en nagaan of de werkenden zijn instructies ten aanzien van de veiligheid opvolgen en of dit effect sorteert.

1.3 Causaliteit

Een ander belangrijk element van werkgeversaansprakelijkheid is de causaliteit. De werkgever is enkel aansprakelijk voor schade van de werknemer als er een causaal verband bestaat tussen de schade en de werkzaamheden. De schade die de werknemer heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden moet ook in verband staan met de schending van de zorgplicht door de werkgever.

Kortom, de schade die de werknemer lijdt moet het gevolg zijn van de werkzaamheden én het tekortschieten van de werkgever in zijn zorgplicht. Op de werknemer rust de bewijslast om het causale verband aannemelijk te maken. Bij arbeidsongevallen wordt het causale verband geacht aanwezig te zijn, als de schade het gevolg is van een ongeval dat de werknemer bij de uitoefening van zijn werkzaamheden is overkomen.

De rechtspraak komt de zwakkere partij overigens enigszins tegemoet met betrekking tot het causale verband. Dat is bijvoorbeeld het geval als een zorgvuldigheids- of veiligheidsnorm is geschonden, die strekt tot bescherming tegen een specifiek gevaar dat zich hee verwezenlijkt. In dat geval is sprake van een vermoeden van causaal verband, dat de werkgever met tegenbewijs kan betwisten.

Gevaarlijke stoffen

In de landbouw wordt veel gewerkt met pesticiden. Blootstelling aan deze middelen kan onder meer luchtweg- en huidaandoeningen en kanker veroorzaken, maar ook het zenuwstelsel beschadigen. (9) Er zijn meerdere studies die het verband hebben aangetoond tussen blootstelling aan pesticiden en het ontstaan van de ziekte van Parkinson. (10)

Bij schade als gevolg van een arbeidsongeval is vaak het verband tussen de uitoefening van de werkzaamheden en de schade duidelijk. In gevallen van beroepsziekten als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen ligt dat in het algemeen complexer. Het verband tussen de werkzaamheden en de ziekte is vaak indirect en niet duidelijk te stellen. Ook kan zich een situatie voordoen waarbij de werknemer bij meerdere werkgevers aan vergelijkbare ziekteverwekkende stoffen is blootgesteld. Daarnaast kan de ziekte ook door andere factoren zijn veroorzaakt.

Om werknemers in dit soort situaties tegemoet te komen heeft de Hoge Raad de arbeidsrechtelijke omkeringsregel in het leven geroepen. Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is het aan de werknemer te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij de schade waarvan hij vergoeding vordert, heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en die schade is in beginsel een gegeven als de werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden. Voor de toepassing van deze regel is nodig dat de werknemer stelt en zo nodig bewijst, dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid. Daarnaast moet hij stellen en aannemelijk maken dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt.

Hierbij geldt volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (11) het uitgangspunt dat in de bewijslevering van het causaal verband tussen de blootstelling en de
gezondheidsschade drie fasen zijn te onderscheiden.

Fase I: de werknemer dient te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij aan gevaarlijke stoffen is blootgesteld en dat de gezondheidsklachten door de blootstelling kunnen zijn veroorzaakt.

Fase II: vervolgens is het aan de werkgever om te stellen en te bewijzen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, bij gebreke waarvan het causale verband in principe vaststaat.

Fase III: de werkgever kan in de derde fase nog stellen en zo nodig bewijzen dat er geen sprake is van causaal verband tussen de blootstelling en de gezondheidsklachten.

De werknemer zal eerst de hobbel moeten nemen door te stellen dat hij inderdaad is blootgesteld aan gevaarlijke stoffen. Daarna is de werkgever aan zet om te bewijzen dat hij de op hem rustende zorgplicht is nagekomen of dat geen sprake is van een causaal verband tussen de blootstelling en de gezondheidsklachten van de werknemer.

Samenvattend is de conclusie dat werkgeversaansprakelijkheid een behoorlijk aantal elementen omvat, waar werkgevers rekening mee moeten houden als zij op een adequate wijze invulling willen geven aan de op hen rustende zorgplicht. Of een werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan, zal mede sterk afhangen van de specifieke risicovolle omstandigheden op de arbeidsplaats.

2. Sectorspecifieke risico’s

Hierboven zijn de belangrijkste elementen van werkgeversaansprakelijkheid aangestipt. Gelet op de aard van de werkzaamheden geldt er voor de agrarische sector een aantal specifieke risico’s op arbeidsongevallen. Een aantal van deze sectorspecifieke risico’s wordt hierna toegelicht op basis van beperkt gepubliceerde rechtspraak over
werkgeversaansprakelijkheid in de agrarische sector.

2.1 Mestkeldergevaar

Specifiek voor de agrarische sector zijn er gevaren die zich kunnen voordoen bij werkzaamheden in en rondom mestkelders en mestsilo’s. Door de vrijkomende gassen kunnen personen, die de werkzaamheden uitvoeren, bedwelmd raken en is de kans op dodelijke ongevallen zeer groot.

In een casus die voorlag bij de Rechtbank Noord-Nederland (12) , heeft de rechtbank over een dergelijk ernstig en dodelijk ongeval een uitspraak gedaan. Heeres exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met werkzaamheden betreffende het mixen en pompen van mest, het reinigen van mestsilo’s en het verrichten van onderhoud en reparaties aan mestopslagen. Een melkveehouder exploiteert in maatschapsverband met zijn zoon een melkveehouderij. De melkveehouder heeft in 2013 de opdracht aan Heeres gegeven om schoonmaakwerkzaamheden te verrichten in een mestsilo en de in die silo aanwezige, defecte mixer te repareren. Heeres heeft de opdracht aangenomen.

Een uitzendkracht was via een uitzendbureau werkzaam voor Heeres. De uitzendkracht is in de mestsilo afgedaald om aan de schoonmaakwerkzaamheden te beginnen. Op enig moment is hij onwel geraakt en zijn er drie andere aanwezige personen, waaronder de zoon van de melkveehouder, zonder adembescherming in de silo afgedaald. Alle personen zijn in de silo buiten bewustzijn geraakt. Drie van hen, waaronder de zoon van de melkveehouder en de uitzendkracht, zijn overleden en één persoon is zwaargewond geraakt. De nabestaanden van de uitzendkracht hebben het uitzendbureau als formele werkgever en Heeres als materiële werkgever aansprakelijk gesteld. Het uitzendbureau heeft de aansprakelijkheidsstelling doorgeleid naar Achmea, haar aansprakelijkheidsverzekeraar. Achmea heeft de schade aan de nabestaanden van de uitzendkracht vergoed. In deze procedure neemt Achmea regres op Heeres.

De rechtbank oordeelt dat de materiële werkgever, Heeres, aansprakelijk is voor het dodelijke ongeval van de uitzendkracht. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de materiële werkgever zeggenschap had over de arbeidsomstandigheden en niet het uitzendbureau. De materiële werkgever heeft volgens de rechtbank de op hem rustende zorgplicht niet in acht genomen. Dat de materiële werkgever instructies heeft gegeven over het veilig verrichten van de werkzaamheden in de silo en dat de uitzendkracht de Risico-Inventarisatie en -Evaluatie, hierna RI&E, heeft ontvangen is daartoe onvoldoende. Het feit dat er volgens de materiële werkgever geen specifieke wettelijke regels zijn met betrekking tot adembescherming maakt dat niet anders. Sterker nog: de materiële werkgever wist dat uit drijfmest levensgevaarlijke gassen kunnen vrijkomen en had daarvoor voldoende veiligheidsmaatregelen moeten treffen.

De rechtbank overweegt verder dat in de toepasselijke Arbocatalogus wordt voorgeschreven om degene die de mestopslagruimte betreedt een speciale reddingsgordel met daaraan bevestigd een reddingslijn te laten dragen, zodat deze persoon in geval van een calamiteit uit de ruimte kan worden getrokken. Deze voorziening had de materiële werkgever niet, terwijl deze wel is voorgeschreven in de Arbocatalogus en het een relatief eenvoudige voorziening betreft . Deze omstandigheden zijn volgens de rechtbank een reden om aansprakelijkheid aan te nemen.

Kortom, in deze zaak wordt grote waarde gehecht aan relatief eenvoudige en adequate veiligheidsmaatregelen die bovendien in de toepasselijke Arbocatalogus worden voorgeschreven.

2.2 Valgevaar

Val over bevroren krop ijsbergsla

Ook in de agrarische sector zijn risico’s aanwezig dat werknemers ten val komen als gevolg van zaken waarmee gewerkt wordt. Een voorbeeld van een dergelijk ongeval is de casus waar de Rechtbank Limburg over moest oordelen. (13)

In deze casus komt een Poolse werkneemster ten val, doordat zij struikelt over op het land achtergebleven bevroren kroppen ijsbergsla. De werkneemster heeft de kantonrechter verzocht voor recht te verklaren dat haar werkgever aansprakelijk is voor het blijvend letsel dat is ontstaan door de val. In deze casus blijkt echter dat werkneemster ten tijde van het ongeval niet het voorgeschreven veiligheidsschoeisel droeg, wat het risico op de val had kunnen verkleinen of voorkomen. De kantonrechter
oordeelt dat de werkgever in de gegeven omstandigheden heeft voldaan aan zijn zorgplicht. De werkgever heeft de werknemers ingelicht en geïnstrueerd over de veiligheids- en hygiënevoorschriften. Het verweer van de werkneemster dat de werkgever een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen, door het achterlaten van afgekeurde (bevroren) kroppen ijsbergsla op het perceel, kon de werkneemster niet baten. Het achterlaten van afgekeurde kroppen sla is uit hygiënisch oogpunt een noodzakelijke en gebruikelijke wijze van het oogsten van sla en was bovendien bij de werkneemster bekend.

Doorslaggevend voor het oordeel van de rechtbank is dat de werkwijze noodzakelijk en gebruikelijk was alsook dat de werkgever adequate persoonlijke
beschermingsmiddelen (PBM’S) en veiligheidsinstructies heeft gegeven.

Glijpartij in een paardenstal

In een andere casus, waar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden over heeft geoordeeld in 2024 (14), komt een werkneemster ten val bij het uitmesten van een stal en loopt daarbij letsel op aan haar pols.

Het gerechtshof acht de werkgever aansprakelijk voor het letsel dat de werkneemster tijdens haar schoonmaakwerkzaamheden heeft opgelopen. Het hof hecht bij dit oordeel waarde aan de omstandigheid dat de werkgever medio 2019 een RI&E heeft laten maken, maar in die RI&E over de risico’s bij schoonmaakwerkzaamheden in de stallen niets heeft opgenomen. (15)

Het hof oordeelt dat de werkgever erop bedacht had moeten zijn dat de specifieke schoonmaakwerkzaamheden die werkneemster in de stal verricht, het risico van uitglijden en vallen met zich brengen. In de stal ligt met mest en urine verzadigd stro. Aan deze omstandigheid had de werkgever in de RI&E aandacht moeten besteden en zo nodig extra veiligheidsmaatregelen moeten treffen. Dit klemt temeer nu in de Arbocatalogus “Sector Paardenhouderij” het risico van vallen en uitglijden, met als gevolg verwondingen en lichamelijke klachten bij onder meer het uitmesten, prominent wordt genoemd. In de standaard-RI&E is geen aparte paragraaf over schoonmaakwerkzaamheden opgenomen. Dat ontheft de werkgever niet van zijn verplichting om voor genoemde specifieke schoonmaakwerkzaamheden in de stal een inventarisatie op te laten maken, aldus het hof. Deze schoonmaakwerkzaamheden behoren immers uitdrukkelijk tot het takenpakket van zijn medewerkers. Het feit dat deze werkzaamheden eenvoudig van aard waren en de werkneemster dit werk al jaren deed, maakt dit niet anders. De werkgever dient er rekening mee te houden dat ook in het werk ervaren en met de desbetreffende werkomstandigheden bekende werknemers niet steeds de noodzakelijke voorzichtigheid betrachten.

Het hof heeft verder overwogen dat volgens de werkneemster de werkschoenen die zij ten tijde van haar val droeg niet voldeden aan de norm zoals gesteld in de Arbocatalogus. De werkgever heeft dit betwist. Volgens de werkgever wordt dit type schoenen ook op de website van leverancier zelf aangeboden voor de toepassing ‘agrarisch’. Door het ontbreken van een RI&E op het punt van schoonmaakwerkzaamheden, is niet vast te stellen of de werkgever aan de werkneemster de juiste veiligheidsschoenen ter beschikking heeft gesteld. Uit een RI&E aan de hand van de Arbocatalogus was mogelijk duidelijk geworden dat de werkgever andere effectievere maatregelen had kunnen nemen. In dit geval een ander type werkschoen, die specifiek geschikt is voor uitmestwerkzaamheden in een stal. Ook het feit dat er een nieuwe vloer lag, had bij de invulling van de RI&E moeten worden meegenomen. Dit alles betekent dat niet is komen vast te staan dat de werkgever op het punt van het
verstrekken van de juiste veiligheidsschoenen wél aan zijn zorgplicht heeft voldaan. (16)

Uit de overwegingen van het hof in deze zaak komt duidelijk naar voren dat de RI&E ook dient in te gaan op de specifieke risico’s die op de werkvloer kunnen spelen, alsook dat de Arbocatalogus van de specifieke sector daarbij een prominente rol speelt.

2.3 Werken met grote machines

Een ander risico dat in de agrarische sector speelt, is het werken met vaak grote machines. Het werken met deze machines vereist kennis en de nodige voorzichtigheid om ongevallen te voorkomen. Als het immers misgaat, dan gaat het vaak ‘goed’ mis.

Een tekenend voorbeeld van een casus waar het misging met het werken met grote machines is de zaak waar het Gerechtshof Den Haag in 2022 (17) over moest oordelen. In deze casus is het hof tot de conclusie gekomen dat de werkgever niet aan de op hem rustende zorgplicht hee voldaan. Het ging hier om het planten van hyacintbollen door middel van een zogeheten plantkar. De planters hangen tijdens het planten met een tuigje aan de plantkar. Tijdens het vervoeren van de plantkar naar het land, is de plantkar met de werknemer, hangend in het tuigje, in de sloot gegleden. Bij dit incident heeft de Poolse werknemer letsel aan zijn been opgelopen. De kantonrechter heeft overwogen dat de werkgever niet aansprakelijk was, omdat hij er niet op bedacht hoefde te zijn dat de werknemer tijdens het verplaatsen van de plantkar naar het land de plantkar toch zou betreden. Om die reden hoefde de werkgever tijdens het verplaatsen van de plantkar geen toezicht te houden, aldus de kantonrechter. Het hof dacht daar anders over.

Het hof stelde voorop dat de zorgplicht van de werkgever – naar vaste jurisprudentie – niet beoogt een absolute waarborg te scheppen voor bescherming tegen het in artikel 7:658 BW bedoelde gevaar. Dit artikel heeft slechts de strekking de werknemer in zoverre tegen dit gevaar te beschermen, als redelijkerwijs in verband met de arbeid kan worden gevergd. Het hof neemt een ruime strekking van de zorgplicht aan en verbindt daaraan de conclusie dat niet snel mag worden aangenomen dat de
werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan.

Het hof benadrukt in deze casus dat de zorgplicht van de werkgever een hoog veiligheidsniveau vereist bij zowel het gebruik van machines, gereedschappen als bij de inrichting van de werkruimte en de organisatie van de werkzaamheden. De werkgever moet steeds toezicht houden op de behoorlijke naleving van de door hem gegeven (veiligheids)instructies. Daarbij zal de werkgever steeds op basis van de omstandigheden van het geval, onder andere de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid en kans op gevaar en de ernst van de gevolgen, adequate maatregelen moet nemen.

Opvallend is dat het hof in deze casus veel waarde hecht aan de omstandigheid dat de werkgever het gevaar onvoldoende heeft onderkend. Zo had de werkgever van tevoren geen RI&E opgesteld. Van de werkgever mag worden verwacht dat hij specifieke maatregelen neemt om het gevaar te beperken. Daarbij speelt een rol dat het voor de werkgever mogelijk is om eenvoudige en betaalbare voorzieningen te treffen om te voorkomen dat werknemers zich in de plantkar ophouden, wanneer deze over een
landweg met een trekker worden verplaatst (anders dan tijdens het planten op het land).

Ook uit dit arrest volgt dat het inventariseren van de risico’s een belangrijk element is om invulling aan de zorgplicht te geven. Dit geldt zeker in de agrarische sector, waar gewerkt wordt met grote machines en de gevolgen van eventuele ongevallen vaak ernstig zijn.

2.4 Arbeidsmigranten

Vanwege veelal seizoensgebonden arbeid worden in de landbouw relatief vaak arbeidsmigranten ingezet. (18) Arbeidsmigranten lopen in verhouding tot andere werknemers meer risico op een bedrijfsongeval. Van het totaal aantal bedrijfsongevallen onder arbeidsmigranten vond 12% plaats in de agrarische sector. (19) De oorzaak voor een groter risico voor deze groep werknemers wordt gezocht in de taal- en cultuurverschillen, waardoor instructies en waarschuwingen niet goed worden begrepen. Ook in de
hiervoor besproken jurisprudentie was tweemaal sprake van een werknemer, van wie de Nederlandse taal niet de moedertaal is. Daarnaast geldt dat er sprake kan zijn van een mogelijke afhankelijkheidssituatie van de werknemer, die maakt dat arbeidsmigranten minder geneigd zijn om te klagen over onveilige werkomstandigheden.

Voor arbeidsmigranten geldt bovendien dat zij meer risico lopen op een ernstiger ongeval en meer risico lopen op een ongeval met dodelijke afloop, zo blijkt uit de cijfers van de Arbeidsinspectie. (20) Een van de oorzaken hiervan is vermoedelijk ook de taalbarrière. Door de veiligheidsinstructies (schriftelijk) in de moedertaal van de arbeidsmigrant te geven, kan de werkgever de risico’s op ongevallen verkleinen.

3. Aanbevelingen

Uit de schaarse (21) jurisprudentie en de rapportages van de Arbeidsinspectie volgt dat in de agrarische sector specifieke risico’s op arbeidsongevallen aan de orde zijn, met vaak ernstig letsel tot gevolg. Er wordt in de agrarische sector gewerkt met grote machines, dieren en gevaarlijke stoffen. Deze omstandigheden leiden tot extra risico’s op arbeidsongevallen en beroepsziekten voor werkenden in de agrarische sector, met potentieel ernstig letsel tot gevolg. Dat betekent dat op grond van de civielrechtelijke zorgplicht van de agrarische werkgever extra oplettendheid kan worden verwacht bij het geven van invulling aan de zorgplicht.

Op basis van de besproken jurisprudentie en informatie van de arbeidsinspectie komen wij tot de volgende (niet uitputtende) aanbevelingen voor werkgevers in de agrarische sector.

Het opstellen van een RI&E. Dit is in sommige gevallen overigens ook verplicht (22) . Besteed specifiek aandacht aan de concrete risico’s die bij de werkzaamheden aan de orde zijn.

Laat de RI&E toetsen door een kerndeskundige of een gecertificeerde arbodienst.

Controleer regelmatig de RI&E of deze nog actueel is.

Betrek de eventueel geldende Arbocatalogus bij het opstellen van de RI&E, maar houd rekening met het feit dat er specifieke risico’s zijn die wellicht niet in de Arbocatalogus zijn opgenomen, maar wel onderdeel zijn van de civielrechtelijke zorgplicht.

Geef voortdurend duidelijke schriftelijke en mondelinge instructies aan werkenden en zorg ervoor dat deze instructies (indien van toepassing) ook in de moedertaal van de werknemers beschikbaar zijn.

Inventariseer welke persoonlijke beschermingsmiddelen de risico’s op ongevallen kunnen verkleinen en of deze PBM’s aan de daaraan te stellen (soms wettelijke) vereisten voldoen.

Tot slot kan het afsluiten van een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering ook een rol spelen bij de aansprakelijkheid van een werkgever. Zorg voor een adequate verzekering, zodat – als er een arbeidsongeval plaatsvindt – de schade die daarmee gemoeid is wordt gedekt door de verzekeraar.

Nabrander: een adequate invulling van de civielrechtelijke zorgplicht is altijd afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval. Duidelijk is dat bovengenoemde handvatten een belangrijke rol spelen bij het geven van invulling aan de civielrechtelijke zorgplicht en eventuele aansprakelijkheid van de werkgever. Als de agrarische werkgever deze instructies specifiek op zijn onderneming en werkzaamheden toepast en vervolgens erop toeziet dat de werkenden de veiligheidsinstructies naleven, dan zal de agrarische werkgever eerder aan de zorgplicht hebben voldaan.

Over de auteurs

Marjan Peters is als advocaat agrarisch recht werkzaam bij Benthem Gratama Advocaten te Zwolle.

Stéphanie Heijtlager is als advocaat arbeidsrecht werkzaam bij Benthem Gratama Advocaten te Zwolle.

Voetnoten

  1. Programmarapportage Agrarische en groene sector 2018-2022, Nederlandse Arbeidsinspectie, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, augustus 2023, publicatie-nr. 23702551.
  2. Hier wordt van werkenden gesproken, omdat – zoals volgt uit artikel 7:658 BW en de jurisprudentie – zzp’ers en uitzendkrachten onder de verantwoordelijkheid van de agrarische werkgever kunnen vallen. Waar in dit artikel over “werknemers” wordt gesproken, wordt mede gesproken over zzp’ers en uitzendkrachten.
  3. Hoge Raad 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0616.
  4. Een extra risico bij zwartwerken is dat de belastingdienst de sociale premies met terugwerkende kracht kan innen en/of de zwartwerker een arbeidsovereenkomst (inclusief loondoorbetaling tijdens ziekte) kan claimen bij de agrarische werkgever.
  5. Hoge Raad 12 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3129, r.o. 3.5.2.
  6. De Arbocatalogus voor de agrarische en groene sector is te raadplegen via deze link: https://www.stigas.nl/agroarbo/.
  7. Hoge Raad 5 november 1965, ECLI:NL:HR1965:AB7079.
  8. Hoge Raad 2 oktober 1998, NJ 1999, 683.
  9. Zie https://www.arboportaal.nl/onderwerpen/bestrijdingsmiddelen.
  10. Zie Gamache,2019 Exposure to Pesticides and Welding Hastens the Age-at-Onset of Parkinson’s Disease, https://www.cambridge.org/core/journals/canadian-journal-of-neurological-sciences/article/exposure-to-pesticides-and-welding-hastens-the-ageatonset-of-parkinsons-disease/BE586F01EF3E2EA8D785C1E40394A6B7.
  11. Zie onder andere: ECLI:NL:HR:2013:BZ1721 en ECLI:NL:HR:2020:1996.
  12. Rechtbank Noord-Nederland d.d. 11 oktober 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:3881
  13. Kantonrechter te Venlo d.d. 14 maart 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ5411
  14. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 30 januari 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7587-4-2025 https://app.rechtsorde.nl/content/AUP-TvAR2024.12.004.PETE 9
  15. Zie r.o. 3.22
  16. Zie r.o. 3.24
  17. Gerechtshof Den Haag d.d. 1 februari 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:241
  18. Hier wordt specifiek gedoeld op arbeidsmigranten in de Registratie Niet Ingezetenen. Voor personen zonder de Nederlandse nationaliteit die korter dan 4 maanden in Nederland verblijven, geldt dat zij zich niet in hoeven te schrijven bij een gemeente, maar dat zij via de RNI een Burgerservicenummer (“BSN”) krijgen. Over arbeidsmigranten die langer in Nederland verblijven worden in dit kader geen aparte data bijgehouden.
  19. De Algemene Rekenkamer constateert in het rapport ‘Focus op onveilige arbeidsomstandigheden’ (oktober 2023) dat ten aanzien van arbeidsmigranten en uitzendkrachten er een groter risico is dat de ongevallen niet worden gemeld. In de praktijk is het aantal verhoudingsgewijs vermoedelijk nog groter. Het rapport is te raadplegen via: https://www.rekenkamer.nl/publicaties/rapporten/2023/10/10/focus-op-onveilige-arbeidsomstandigheden.
  20. Bron: Monitor Arbeidsongevallen 2023.
  21. Wij vermoeden dat de jurisprudentie schaars is omdat, indien de aansprakelijkheid vaststaat er bij letselschade al dan niet op initiatief van de verzekeraar veelal wordt geschikt. Een andere oorzaak hiervoor kan worden gevonden in het feit dat arbeidsmigranten vaak de taal niet machtig zijn en hun rechten niet kennen, waardoor de gang naar de rechter minder snel wordt gemaakt.
  22. Dit is verplicht op grond van artikel 2.1 van de Arbeidsomstandighedenregeling als er meer dan 25 werknemers binnen de onderneming werken.

Stephanie Heijtlagerauteurs:
Stéphanie Heijtlager
sheijtlager@benthemgratama.nl
+31 (0)6 820 068 29

 

Marjan Peters
Marjan Peters
mjgpeters@benthemgratama.nl
+31 (0)6 103 03 721

U gebruikt een verouderde browser van Internet Explorer die niet meer wordt ondersteund. Voor optimale prestaties raden wij u aan om een nieuwere browser te downloaden. Hiervoor verwijzen wij u door naar:

browsehappy.com sluiten